top of page
Quiasinon

Zij drukte jou toch immers ook niet zwaar?

Bijgewerkt op: 16 nov 2020

Vroeger leende ik uit de bibliotheek vaak een poëziebloemlezing die Poëziebrevier heette. Die was op een bijzondere manier samengesteld. Hij bevatte gedichten voor elke dag van het jaar ‒ daarom heette het ook een ‘brevier’– twee voor elke dag, om precies te zijn. Eén bekend gedicht van een dichter wiens sterfdag het die dag was, en één onbekend gedicht van een dichter wiens geboortedag het was. Zo kreeg je per dag twee gedichten om over na te denken, én kon je de sterf- en geboortedag van de betreffende dichters herdenken.

Soms verschilden beide gedichten niet erg in stijl of thema, maar soms liet het onbekende gedicht juist een verrassende of onvermoede kant van iemand zien. Rie Cramer was vertegenwoordigd met een van die lieve kinderversjes die we van haar kennen, én met een ongelooflijk fel verzetsgedicht waarin ik nooit Rie Cramer zou hebben herkend. En de in mijn ogen tamelijk chique E. du Perron bleek ook de maker van een zeer plat en schunnig vers ‒ onder pseudoniem, dat dan weer wel.


Dood en geboorte, geboorte en dood werden in het Poëziebrevier origineel met elkaar verbonden. Het zijn voor mij de thema’s van november, van dodenherdenking en advent. Als we een dierbare gestorvene herdenken, kijken we terug op zijn leven en zien we de rode draad die er doorheen liep, een gedicht dat je herkent. Als er een kindje wordt geboren, weet je nog helemaal niet waar het in zijn leven over zal gaan, een nog onbekend gedicht. Aan het eind van november begint de adventstijd, dan verwachten we de geboorte van het kerstkind.


Bij elke geboorte kun je je verwonderd afvragen uit welke wereld zo’n kindje naar ons toe komt. De wereld na de dood en de wereld voor de geboorte zijn geen aparte werelden, ze vormen één wereld waarin de ziel op zeker moment de omslag maakt van ‘gestorven ziel’ naar ‘ongeboren ziel’. Soms, bijvoorbeeld als er in hun omgeving iemand sterft, herinneren kinderen zich die wereld vaag. Omdat we niet echt een woord hebben voor ongeborenheid, behelpen ze zich en hebben ze het soms over ‘vroeger, toen ik nog dood was’.


Die wereld tussen dood en nieuwe geboorte komt in november even heel dichtbij in de figuur van SintNicolaas. SintNicolaas heeft na de kerstening veel overgenomen van wat oorspronkelijk bij de germaanse godheid Odin hoorde, de god van de doden en van de vruchtbaarheid. Als aanvoerder van de Wilde Jacht reed hij in de herfsttijd door de lucht, zijn joelende gevolg bestond uit de zielen van de mensen die dat jaar gestorven waren en hun verbinding met de aarde nog af moesten leggen.

Rijdend over de wolken en langs de sterren schonk Odin de akkers vruchtbaarheid, zodat het nog ‘ongeboren’ zaad na de winter kon ontkiemen. Misschien werd SintNicolaas daarom in de middeleeuwen op doopvonten afgebeeld als de engel die de ziel van elk kind naar de aarde begeleidt, waar het kan ‘ontkiemen’. In legenden treedt SintNicolaas vaak op als de beschermer van kinderen, en zo zien we hem nu nog: als de grote kindervriend. Eigenlijk is hij de beschermer van het kind in ieder van ons. Hij hoopt dat we ‒ zonder de zuiverheid van dat kind in ons te verliezen ‒ op aarde vruchtbaar kunnen maken wat we uit de voorgeboortelijke wereld hebben meegebracht.


Daarom legt SintNicolaas zijn geschenken in onze schoenen: daarmee lopen we over de aarde, maken we onszelf waar op aarde ‒ en daarom zegt de legende dat zijn geschenken bedoeld zijn ‘om met het kerstkind te spelen’.

In het Poëziebrevier gaat het om het leven tussen geboorte en dood: het onbekende verschijnt bij de geboorte, het bekende wordt na een heel leven zichtbaar bij het sterven. In november komt echter ook de wereld tussen dood en geboorte dichtbij, en in een kind komt ze soms zo dichtbij dat het erover kan vertellen.


En toch is er niets dat ons meer raakt dan een kind dat sterft en weer in die wereld opgaat zonder het onbekende dat het als belofte in zich droeg, te vervullen. Bij Martialis, een dichter uit het oude Rome, die het leven vierde, zie ik die twee aspecten, het bekende en het nog onbekende, ook terug. Martialis wordt geroemd om zijn epigrammen, korte gedichtjes waarin hij op rauwe en onverbloemde manier het volkse leven van Rome beschrijft. Maar in één klein gedichtje vond ik een onbekende kant van hem. Bij de dood van een zesjarig meisje, het dochtertje van zijn slaven, smeekt hij de aarde met een voor hem ongewone tederheid:


Ach aarde, wees jij dan nu licht op haar!

Zij drukte jou toch immers ook niet zwaar?


Martialis heeft het misschien niet zo bedoeld, maar ik hoor iets hoopvols in die woorden: zij drukte jou toch immers ook niet zwaar‒ een jong kind heeft immers nog geen karma in de aarde geschreven, en kan dus vrij snel opnieuw geboren worden ‒ om toch de belofte te vervullen die het in zich draagt.



Volg Tribute op Facebook voor het laatste nieuws en blijf up to date met wat er ECHT aan de gang is in de wereld! Steun de vrijheidsbeweging, jouw toekomst en die van je geliefden. Deel dit bericht op social media en in je eigen netwerk. DOEN!


24 weergaven0 opmerkingen

Recente blogposts

Alles weergeven

Comments


bottom of page