Heinz Heydrich was een jonge Duitser die in de jaren dertig met zijn gezin in Berlijn woonde. Hij ambieerde geen carrière in de nazipartij, maar was zoals velen in die tijd wel lid. Zijn iets oudere broer Reynhard had wel ambities. Hij werd hoofd van de Gestapo en woonde in Praag omdat hij ook de hoogste bestuurder was in het bezette Tsjechië. De twee broers waren zeer aan elkaar gehecht. Volgens Heinz’ zoon Thomas, van wie dit verhaal afkomstig is, had zijn vader nooit kritiek op zijn broer of op de partij.
Toen in 1938 de synagoge in Berlijn in brand stond, konden de Heydrichs dat vanuit hun huis zien. De toen zevenjarige Thomas vond het een machtig gezicht, hij was nog te jong om zich af te vragen of de brand aangestoken was en door wie. Zijn ouders hadden zich dat wèl af moeten vragen. Maar ze wilden het niet weten, ze keken weg uit angst dat het antwoord hun levens overhoop zou halen.
Dat laatste gebeurde uiteindelijk toch. In 1943 werd Reinhard Heydrich in Praag vermoord. Een klein jaar later pleegde Heinz zelfmoord, tot verbijstering van zijn vrouw. Ze begreep totaal niet wat haar man tot zijn daad gedreven kon hebben. Pas na de oorlog durfden Heinz’ vrienden haar te vertellen waar hij in het geheim mee bezig was en vielen de puzzelstukjes op hun plaats. Na Reinhards dood vonden zijn medewerkers in zijn bureau een verzegelde envelop met het opschrift ‘vertrouwelijk’.
De brief moest na eventueel overlijden van Heydrich naar zijn broer in Berlijn worden gestuurd. Dat gebeurde. Heinz, herinnerde zijn vrouw zich, las die brief in zijn werkkamer en sliep die nacht niet. Hij vernietigde de brief, maar die moet zijn ingeslagen als een bom. Niet veel later meldde Heinz zich bij een verzetsgroep die persoonsbewijzen en paspoorten vervalste zodat joodse mensen voor ‘Arisch’ konden doorgaan of het land konden verlaten. Hij liet zijn vrouw hier onkundig van, zodat ze nooit als medeplichtig beschouwd kon worden.
Na een aantal maanden ging echter het gerucht dat de groep verraden was en er arrestaties dreigden. Heinz wist dat als hij gearresteerd en ter dood veroordeeld zou worden, dat voor zijn gezin vreselijke gevolgen zou hebben. Maar als hij niet veroordeeld werd, bleven ze buiten schot. Om zijn gezin te beschermen koos hij ervoor zelf een eind aan zijn leven te maken.
Dit is maar een van de vele tragische verhalen uit de tijd van het naziregime. Het zijn geen fijne verhalen. Je kijkt er het liefst van weg, zoals de Heydrichs wegkeken van de brandende synagoge in Berlijn. Dat doen we natuurlijk niet, want eenmaal in het jaar herdenken we de oorlog. Tja. Op 4 mei bekruipt mij altijd het onrustige gevoel dat we voor één dag in het jaar de twaalf jaar van het naziregime uit de tijd snijden en in een vitrinekast leggen. Daar staan we dan omheen en beamen dat het heel erg was en nooit meer mag gebeuren. Maar is dat genoeg?
Die twaalf jaar hóren niet in een vitrinekast, ze horen een plek te hebben in ons dagelijks leven. Tussen 1933 en 1945 werden mensen in heftige vorm ‒ letterlijk op leven en dood ‒ met situaties geconfronteerd waarmee wij ook te maken kunnen krijgen, maar dan in een alledaagse vorm. Heinz Heydrich stond voor een nagenoeg onmogelijke keus ‒ ik neem nu even aan dat door de brief van zijn broer zijn ogen werden geopend voor de gruwelijke werkelijkheid van de Jodenvervolging. Hij kon die ogen snel weer dichtdoen. Maar er was ook een andere mogelijkheid. Hij kon zijn geweten volgen en tot handelen overgaan ‒ maar dan bracht hij zijn vrouw en kinderen in gevaar. In zo’n situatie kun je eigenlijk alleen doen wat je tegenover jezelf kunt verantwoorden.
Dat is lang niet altijd gemakkelijk, ook niet als het om alledaagse situaties gaat. Moet je als ambtenaar of werknemer de regels omzeilen of overtreden omdat er geen andere manier is om iemand menselijk te behandelen? Dat kan je je baan kosten, en dat is dan wel niet levensbedreigend, maar wel existentieel. Het kan gevolgen hebben voor de mensen die afhankelijk van je zijn. In die zin is het eenzelfde soort klem als waar Heinz Heydrich mee te maken kreeg. Of je linksom gaat of rechtsom ‒ er vallen slachtoffers.
In haar inmiddels klassieke autobiografische roman Inwijding beschrijft Elisabeth Haich een vorig leven in oude Egypte, waar haar inwijding teniet wordt gedaan omdat ze nog niet voldoende levenservaring had. In haar leven als Elisabeth Haich maakt ze die inwijding opnieuw door, maar de beproevingen die in Egypte alleen innerlijke ervaringen waren, doorleeft ze nu in uiterlijke gebeurtenissen: als de Russische inval in Hongarije in 1956. Door de Russische bezetting kwam ook zij in een klem.
Als ze zich in Hongarije onder Russische bezetting zou wijden aan wat ze als haar levenstaak zag: mensen in Europa met de Indiase yoga weg kennis laten maken, dan zou ze zichzelf in gevaar brengen. Elisabeth kon alleen uit Hongarije wegkomen door te trouwen met haar Indiase yogapartner Yesudian. Dan zou ze echter de man met wie ze al getrouwd was pijn moeten doen door van hem te scheiden. Maar juist de onzelfzuchtige liefde van deze man zorgde ervoor dat Elisabeth zonder zich schuldig te maken uit die klem kwam: hijzelf stelde haar een scheiding voor zodat zij kon doen wat ze als haar levensweg zag.
Er zijn machten aan het werk die ons in een klempositie willen brengen om ons met morele vragen te confronteren die ons tot wanhoop kunnen drijven. Je kunt daarop antwoorden door linksom of rechtsom je geweten of je levensweg trouw te blijven en alle gevolgen die dat heeft te aanvaarden. Of de mensen om je heen kunnen je door hun onzelfzuchtige liefde uit die klem bevrijden. Dat zijn twee antwoorden waar deze machten hopelijk niet van terug hebben.
Bron: UTZ Verzendantiqueriaat Tineke Croese
Kommentare