top of page
Quiasinon

We maken ons nu eenmaal allemaal schuldig door de keuzes die we in het leven maken

In de vierdelige roman Merijntje Gijzens jeugd en jonge jaren beschrijft A.M. de Jong het gewetensvolle jongetje Merijntje, dat opgroeit in de beschutte wereld van een katholiek dorpje in West-Brabant. Later, in de crisisjaren, verhuist het gezin naar Rotterdam, in de hoop op werk. Merijntjes geloof begint te wankelen, als hij merkt dat de kerk niet in praktijk brengt wat ze predikt. Gewetensvol blijft hij wel, en dat maakt dat hij langzaam naar het socialisme toegroeit. Maar in de eerste twee delen van de roman is het nog niet zover,

Merijntje woont dan nog in Brabant. Hij is een puur en onschuldig kind, dat door zijn vroomheid en neiging tot zelfreflectie vaak worstelt met zichzelf. Hij wil zo graag het goede doen, waarom holt hij dan zo vaak de ingevingen van Joosje Pik (de duivel) achterna? Merijntje maakt meneer pastoor deelgenoot van zijn vreselijke vermoeden: heeft Ons Lief Heerke hem misschien een ‘labbekak van een bewaarengel’ gegeven, die hem niet behoorlijk tegen de influisteringen van de duivel beschermt? En hij begrijpt maar niet waarom meneer pastoor zich haastig omdraait, het lijkt net of hij moet lachen…


Maar al in dit eerste deel, dat niet voor niets Het verraad heet, raakt Merijntje zijn onschuld dramatisch kwijt. Hij sluit vriendschap met de stroper de Kruik. Het is een wonderlijk paar: het naïef-gelovige kind dat zo graag over ‘Ons Lief Heerke’ praat en de man die, beheerst door primitieve driften, toch in staat is om voor Merijntje en alleen voor Merijntje, zuivere genegenheid te voelen.


De Kruik vermoordt tijdens het carnaval zijn ex-geliefde en haar nieuwe minnaar, en de politie vindt niets dat hem met de moord in verband kan brengen… tot ze het moordwapen vinden en Merijntje het mes herkent: het is van de Kruik. In zijn onschuld denkt Merijntje dat de Kruik het mes wel graag terug wil hebben. Hij mag het van de agenten naar de kamer brengen waar de Kruik wordt verhoord. De Kruik ziet in dat nu alles verloren is en hij bekent. En Merijntje ziet in een flits wat hij gedaan heeft: hij heeft zijn liefste vriend verraden.


Over ruim een week, zondag 5 april, begint de Stille Week, de lijdensweek die vooraf die voorafgaat aan Pasen. Woensdag in de Stille Week is de dag waarop Judas zijn meester voor dertig zilverlingen verried. Dat verraad lijkt het spiegelbeeld van het onbewuste ‘verraad’ van Merijntje Gijzen. Hoewel Merijntje zielsveel van de stroper houdt, brengt juist hij in zijn onschuld diens zware schuld aan het licht: de Kruik pleegde de moorden niet in een opwelling van hartstocht, hij dacht ze van tevoren uit en beraamde ze zorgvuldig. In het evangelie is juist de verrader, Judas, de duistere figuur.


Hij verraadt de meest onschuldige mens op aarde, hoewel hij zielsveel van hem houdt. Merijntje wist niet wat hij deed, maar zijn schuldgevoel en wroeging zijn er niet minder om. Toch kan hij rekenen op het begrip en meegevoel van elke lezer. Judas wist tot op zekere hoogte wél wat hij deed, maar ook hij voelde zich schuldig en had wroeging. Toch kon hij eeuwenlang op geen enkel begrip rekenen, hij ging door voor de meest verdoemde ziel.


Aan het begin van deze eeuw kwamen er echter geschriften aan het licht waaruit bleek dat Judas niet alleen de leerling was die zijn meester had verraden, maar ook een ingewijde is geweest. Van Judas is langzaam het beeld aan het ontstaan van een mens die door zijn verraad het lijden en sterven van Christus, en dus ook zijn opstanding, mogelijk had gemaakt. Judas verschijnt in een nieuw licht als iemand die door iets slechts te doen, het verraad, juist iets goeds in gang zet. Het zou wel eens kunnen, dat we vanuit dit nieuwe Judas-beeld ook met andere ogen naar ons eigen handelen leren kijken.


We maken ons nu eenmaal allemaal schuldig door de keuzes die we in het leven maken, we zijn allemaal ook ergens een Judas. Dat was ook wat Merijntje overkwam. Hij maakte een keuze, hij volgde zijn hart, hij wilde namelijk de Kruik blij maken, maar het pakte helemaal verkeerd uit. Een merkwaardig beeld: bij Judas, ooit de ergste verrader van de mensheid, ontdekken we ook een goede kant en Merijntje, eerst een onschuldig kind, ontdekt bij zichzelf dat hij ook iets slechts kan doen. Bevinden we ons niet allemaal tussen deze uitersten van schuld? En is niet ons eigen geweten dan het enige kompas waarmee we onze keuzes kunnen verantwoorden?


Bron: Utz Verzendantiquariaat Tineke Croese



29 weergaven0 opmerkingen

Recente blogposts

Alles weergeven

Comments


bottom of page