De filosoof Plato (427 – 347 v.C.) en leerling van Socrates vroeg zich af waarom het voor veel mensen niet mogelijk was te bevatten wat de essentie van het leven is. Socrates en Plato waren beiden mystici; mensen die de kennis van de gnosis leefden, toepasten en doceerden in hun scholen. In zijn werk, Politea (Constitutie), beantwoordt Plato de vraag hoe een mens moet leven en hoe het met de kennis van de mens is gesteld; en vooral, hoe het mogelijk is deze kennis te verwerven. Om dit over te dragen gebuikt hij een metafoor of allegorie; een vergelijking die makkelijker door het onderbewuste van de mens opgenomen en begrepen wordt. Plato wil met deze allegorie duidelijk maken dat er naast de ons bekende zintuiglijke schaduwwereld een bovenzintuiglijke wereld is. Metaforen en allegorieën worden ook wel de taal van de ziel genoemd.
De zintuiglijke wereld versus boven-zintuiglijke wereld.
Plato omschrijft de onwetende toestand van de mens door de vergelijking met een aantal mensen die in een halfdonkere grot niets anders zien dan schaduwen op een muur en denken dat dit de werkelijkheid is. Een werkelijkheid die deze mensen druk pratend en debatterend bezighoudt.
De mensen in de grot zijn aan handen en voeten geboeid en kunnen alleen recht voor zich uit kijken. Achter hen is een vuur dat zorgt voor schaduwen op de muur voor hen. Op een verhoogde richel achter de geketende mensen staan voorwerpen en mensen die praten en bewegen. De gevangenen zien dus niets anders dan de schaduwen op de muur en de stemmen van die ‘schaduwen’. Schaduwen die ze voor de werkelijkheid houden.
De conversaties van de geboeiden kunnen alleen maar gaan over wat ze op de muur zien en de geluiden die ze horen moeten wel komen van die schaduwen. Er is derhalve geen andere werkelijkheid dan de schaduwen en geluiden.
Vervolgens wordt een van de gevangen bevrijdt en meegenomen naar boven in het zonlicht. Deze persoon weet niet wat hem overkomt en raakt volkomen in paniek. Immers, er zijn mensen, dieren, bomen en planten, wind en warmte en al die gevoelens en impressies die niet bestonden in de grottenwereld.
Na enige tijd komt deze persoon tot rust en went aan de nieuwe omstandigheden en raakt vervolgens verrukt over die fantastische nieuwe wereld. Vol enthousiasme gaat deze als nieuw geborene terug naar de geketende broeders en verhaalt van zijn belevenissen. Hoon, achterdocht, haat en woede worden zijn deel. Hij wordt volledig afgewezen en verstoten door zijn nog in de grotten-duister levende medemens.
Leven wij in de huidige “moderne” samenleving anders dan de mens in het Plato tijdperk? Is het mogelijk dat de grottenwand van toen nu vervangen is een beeldscherm of tv-toestel waar veel van ons door ‘geboeid’ zijn? Is het mogelijk dat er een andere wereld is (boven-zintuigelijk) waar we liever niet van willen weten en dat we willen blijven kijken naar de ons bekende en vertrouwde rotswand. Dat we desnoods met geweld de boodschapper (van boven?) willen verwijderen (doden?) die ons een ander leven laat zien?
Hoever zijn we als mensheid gevorderd in ‘bewuster-zijn’ in die afgelopen 2500 jaar. Hoeveel boodschappers zijn er verschenen om ons te vertellen dat er een andere wereld is: veel lichter, warmer, kleurrijker, veiliger? Heeft ook niet Socrates deze verlichte boodschap moeten betalen met zijn leven, door het drinken van de gifbeker en zijn er niet velen die een soortgelijk lot hebben ondergaan; tot aan Ghandi en Maarten Luther King toe!? Hoelang willen we elkaar nog blijven wijsmaken dat er uitsluitend de schaduwwereld is?
Kom, bevrijd jezelf uit de ketenen, ga naar buiten, de zon schijnt, de vogels zingen en er staat een heerlijk lente briesje. Daarboven is het mooier dan je jezelf ook maar kunt voorstellen! Je moet er wel voor in beweging komen!
Comments