Tijdens de Romereis waarmee we onze middelbareschooltijd afsloten, maakten we kennis met een groot aantal kunststijlen. Zo bezochten we ook de barokkerken Sant’Ignazio en Il Gesù. Barokke architectuur was nieuw voor mij – want in Nederland niet oververtegenwoordigd – en het viel me niet mee. Barok als bouwstijl is met de contrareformatie verbonden, het streven van de katholieke kerk om na de reformatie en het optreden van onder andere Luther haar macht opnieuw te vestigen.
Vooral de Il Gesù straalt een aardse grootheid uit die ik niet in een kerk wil tegenkomen. De contrareformatie werd deels gedragen door de toen nog jonge orde van de Jezuïeten en zowel de Sant’Ignazio als de Il Gesù zijn dan ook Jezuïetenkerken. De Sant’Ignazio werd naar de stichter van de orde genoemd, Ignatius van Loyola, die echter begraven ligt in de Il Gesù. Begraven is misschien niet het goede woord, zijn lichaam werd in een vergulden bronzen tombe bijgezet in de kerk. Die tombe, ook een stukje barok, wordt geflankeerd door twee marmeren beeldengroepen. Ik wilde er aan voorbij gaan, maar de leraar kunstgeschiedenis, die mee was op deze reis, wees naar de rechtse groep en zei: ‘Je moet eens kijken wat ze doen!’ – En toen zag ik het: onder de voet van een figuur die de religie verbeeldt, ligt een man die zich vergeefs probeert te verweren.
Maar hij wordt meedogenloos de hel in getrapt. En die persoon... had onmiskenbaar het gezicht van Luther. Ik verstarde echt even van schrik en… ja, ook van boosheid. Ik was als katholiek meisje heus niet opgegroeid met bewondering voor Luther, die werd op zijn best voorgesteld als een onbetekenende monnik met een kerkscheuring op zijn geweten. Maar hoezo de hel in trappen? Is het aan óns een ander te verdoemen? Ik dacht het niet. Die grootheidswaan staat ver van de geest van Christus. Natuurlijk kon ik dit alles als achttienjarige niet zo verwoorden als ik nu doe. Het enige wat ik toen wel onmiddellijk paraat had, waren enkele scherpe regels uit een liedje van Boudewijn de Groot en Lennart Nijgh:
Vergeving en verdraagzaamheid,
ja, die zijn goed voor liberalen.
Van die onchristelijke kwalen
is mijn familie gans bevrijd.
Toen ik me later tijdens mijn studie in de 16e en 17e eeuwse literatuur verdiepte, kwamen Luther en de reformatie opnieuw voorbij. De oorspronkelijke impuls van de reformatie, besefte ik, heeft te maken met vrijheid van denken, je eigen weg gaan en zelfstandig een oordeel vormen – bijvoorbeeld door zelf de bijbel te lezen. En dat is natuurlijk niet verkeerd. Afgelopen zomer – vertelde ik een paar weken geleden al – waren we in Worms. Daar ontdekte ik ten eerste dat Luther in 1521, precies 500 jaar geleden, op de Rijksdag in Worms zijn beroemde rede hield die hij besloot met de woorden: ‘Hier sta ik. Ik kan niet anders. Moge God mij helpen. Amen.’ – En ten tweede kwamen de woorden ‘ik kan niet anders’ opeens bij mij binnen. Ik kan niet anders. Daar spreekt een man vanuit de nood van zijn geweten.
Om een geweten te hébben moet je in zekere mate onafhankelijk zijn, moet je in staat zijn een eigen verantwoordelijkheid te voelen. Je geweten is je morele kompas, het vertelt je wat voor jou het goede is en wat niet. Dat Luther zich bewust was van zijn geweten en ook de moed had ernaar te handelen, was in zijn tijd bijzonder. De kerk moedigde zoiets niet aan, zij bepaalde voor alle gelovigen wat goed of niet goed was. Dat Luther vanuit zijn geweten sprak, markeert het begin van een nieuwe tijd, een tijd waarin de eigen persoonlijkheid van de mens wakker wordt.
Dat hij dit in Worms deed, zegt iets over Worms. Worms – een paar weken geleden noemde ik een passage uit het Nibelungenlied bepalend voor deze stad: bij Worms werd de Nibelungenschat in de Rijn geworpen en het is aan ons die schat terug te vinden – vrije, onafhankelijke mensen te worden. Worms laat zien wat je bent zonder die schat: een weduwe, een mens die de band met het geestelijke verloren heeft. Luther vond die schat doordat hij zelfbewust en moedig vanuit zijn geweten, vanuit zichzelf sprak en handelde.
Voor ons is het al veel gewoner dan voor Luther en zijn tijdgenoten om vanuit jezelf en je eigen geweten te spreken en te handelen. Al lukt het niet altijd de schat uit onderbewuste diepten – het water van de Rijn – naar boven te halen, we zien meestal wel ongeveer waar hij ligt. Maar de machten die ons niet aanmoedigen vrij en onafhankelijk te worden, zijn er ook nog steeds in de vorm van de staat, geloofsinstituties en niet te vergeten de algemene opinie waar je niet tegenin mag gaan. Want wie anders denkt… loopt de kans de hel ingetrapt te worden.
Onverdraagzaamheid. Het lijkt een schaduwzijde van zowel instituties die onze vrijheid niet wensen als van de mens op zoek naar vrijheid zelf. Ook Luther kon behoorlijk onverdraagzaam zijn. Het is een schaduwzijde om heel serieus te nemen. Het is niet aan ons, het is nooit aan ons om een ander te verdoemen.
Bron: Utz Verzendantiquariaat www.utz.nl
Comments