Halverwege de jaren zeventig zat ik op een katholieke middelbare school. Voor de oorlog was het onderwijs er vooral in handen van nonnen. Dat was in mijn tijd allang niet meer zo, maar de rectrix was nog steeds een non en de school was via een gang direct met het klooster verbonden. Er werd alle moeite gedaan de katholieke signatuur van de school hoog te houden. Elk schooljaar begon met een mis, we wisten niet beter.
Op Goede Vrijdag vervielen ’s middags enkele lessen, want om drie uur was er een mis. Dat we op Goede Vrijdag naar de kerk mochten, vonden we vanzelfsprekend. Maar als kinderen van de jaren zeventig vonden we het even vanzelfsprekend dat niet iedereen dat wilde en deed. De schoolleiding dacht er anders over. De halflege kerk op Goede Vrijdag was haar al jaren een doorn in het oog. En zo werd ons te verstaan gegeven dat de mis op Goede Vrijdag voortaan verplicht was. Wie niet kwam, spijbelde en kon geschorst worden.
Wàt? Een verplichte mis? Dát riep in de hoogste klassen dadelijk verzet op. Ik zat in de vijfde van het gymnasium. Ik weet niet hoe het nu is, maar het gymnasium was toen niet de plek waar de opstand het eerst uitbreekt. Te braaf. Tóch protesteerden we verontwaardigd, vanuit een diep gevoeld principe: je kunt mensen niet dwingen tot kerkgang. Als het om religieuze beleving gaat, ben je vrij je eigen keuze te maken. De docent die de kwade boodschap kwam brengen sprak ons niet tegen, hoorde ons een tijdje aan en kapte het toen af. Het was nu eenmaal zo besloten.
Een machtswoord dus, al denk ik achteraf dat de man het in zijn hart met ons eens was. Wij legden ons erbij neer. Want: braaf. Op het atheneum waren de protesten feller, daar werd elke docent die dag uitgedaagd een standpunt in te nemen – maar uiteindelijk werd ook daar het machtswoord gesproken. En daar legden ook zij zich bij neer, zij het morrend. Ik was benieuwd hoe de meiden van de havo hadden gereageerd – die zaten op een andere locatie en we zagen hen niet vaak, maar vijf havo had een harde kern van recalcitrante meiden. Net iets voor hen om collectief en demonstratief weg te blijven.
Maar ze waren er wel. We zaten op Goede Vrijdag in de kerk, de hoogste klassen op de achterste banken, toen ze met een stuk of vijftien binnenkwamen. Geen minuut te vroeg. Hun aanvoerster, stoer in houthakkersbloes en spijkerbroek, hield haar lange blonde haar met een rode bandana uit haar gezicht. Ze keek snel de kerk rond, zag dat alleen voorin nog lege plaatsen waren, en liet zich toen op het vloermozaïek voor de deur op de grond zakken.
De anderen volgden haar voorbeeld. In hun houding was geen spoor van verzet te bespeuren, alleen de grootste onverschilligheid. De schoolleiding, voorin de kerk, had hen wel gezien, maar had geen tijd meer hen te sommeren gewoon in de bank plaats te nemen. De mis begon al. Ze lieten het maar zo. Dat hebben ze geweten. Ik keek niet de hele tijd achterom wat ‘zij van de havo’ achter mij aan het doen waren. Ze waren stil, verstoorden op geen enkele manier de orde. En op mij maakt Goede Vrijdag altijd veel indruk, dus ik had mijn aandacht bij de mis.
Totdat… ik zonder achterom te kijken dacht: Nee toch… ze zijn toch niet… De scherpe geur van vers opgestoken sigaretten drong door tot de achterste banken. We keken om. Daar zaten me die meiden gewoon te roken en in groepjes op de vloer te kaarten! De schoolleiding keek pas om toen ze de ontstelde, geschokte blik van de priester zag, die wat inmiddels een flinke wolk van rook was boven de banken zag opstijgen. Toen zagen zij het ook. Deze tegenzet hadden ze absoluut niet verwacht, die ging al hun voorstellingen te boven. Maar ze konden niets doen zonder de mis te verstoren.
Wij van het vwo hadden redelijk, met woorden en argumenten, aangegeven wat ons dwarszat aan die verplichte mis. En we waren tegen de muur van de macht gelopen. Zij van de havo lieten in daden zien dat hun precies hetzelfde dwarszat. De school kon hen dwingen lijfelijk aanwezig te zijn – daarom waren ze er. Maar ze waren wèl vrij om nergens in te geloven, niemand kon hen ertoe dwingen gelovig te zijn. Wie dat wel was – doe je ding. Zij deden het hunne. Je moet maar durven.
Ik durf niet, nog steeds niet, ik ben nog altijd braaf. Maar eigenlijk vind ik dat ik meer moed zou moeten hebben als het om innerlijke vrijheid en het verdedigen van principiële standpunten gaat. Er zijn in de loop van de geschiedenis altijd mensen geweest die zich verzetten tegen de heersende macht om hun innerlijke vrijheid te behouden. We noemen ze onafhankelijke denkers, verzetsstrijders, ketters of dissidenten. En hoe je er ook over denkt, uiteindelijk zijn het zulke mensen die veranderingen tot stand brengen en die op de bres staan voor de vrijheid van iedereen. De schoolleiding had haar lesje in elk geval geleerd.
Na dit incident is er nooit meer een kerkgang verplicht gesteld.
Bron: Utz Verzendantiquariaat
Volg Tribute op Facebook voor het laatste nieuws en blijf up to date met wat er ECHT aan de gang is in de wereld! Steun de vrijheidsbeweging, jouw toekomst en die van je geliefden. Deel dit bericht op social media en in je eigen netwerk. DOEN! Link naar telegram.
Comments