top of page
Quiasinon

Hoe Gilgamesj naar onsterfelijkheid zoekt

Als moeder van kinderen op de vrijeschool en lid van de Vereniging voor Vrije Opvoedkunst maakte ik vroeger nieuwe ouders wegwijs in de spirituele achtergronden van onder andere de christelijke feesten die op de vrijeschool gevierd worden. Daar hoorde ook Sinterklaas bij en om de germaanse oorsprong van dit feest aanschouwelijk te maken tekende ik op een keer een afbeelding na van de achtbenige schimmel Sleipnir, waarop de god Odin door de lucht reed. Op deze germaanse afbeelding waren de acht benen van Odins mythische paard gestileerd tot een soort siervlechtwerk: de benen kruisten elkaar voortdurend zodat ik echt moest opletten bij het tekenen.

Mijn tienjarige zoon keek mee en vond: ‘Wat doe je dat raar!’ ‒ Als hij het woord had gekend, zou hij gezegd hebben: onbeholpen. Nadat een serie tekeningen als mislukt in de prullemand terecht waren gekomen, bood hij aan: ‘Zal ik het eens doen?’ ‒ En hij zette de tekening in één keer, zonder haperen, op papier. ‒ ‘Dat is toch gewoon vormtekenen,’ zei hij achteloos. Ja, of ik dat niet wist. Ook mijn andere kinderen tekenden moeiteloos de meest ingewikkelde gevlochten vormen, toen ze eenmaal de leeftijd ervoor hadden. Vooral mijn dochters hadden er een handje van mij eindeloos te corrigeren: nee-ee, niet zo… waarom is bij jou de linkerkant niet hetzelfde als de rechterkant…. oooh, je mag van juffie je papier niet draaien…

Zo moeiteloos en vloeiend als mijn kinderen het konden, heb ik het nooit geleerd. Maar de gevlochten, golvende, spiralende en draaiende lijnen fascineren me nog steeds. We associëren ze met keltische kunst, maar vergelijkbare vormen zijn ook te vinden als germaanse siermotieven. Als je uit ervaring weet hoe lastig het kan zijn om zulke golvende lijnen op papier te tekenen, is het helemaal opzienbarend als je ziet dat ze vroeger ook in steen gehouwen werden. In de keltische wereld stonden de beweeglijke golvende lijnen voor levenskrachten, voor het leven dat eindeloos stroomt, steeds in beweging is en voortdurend andere vormen aanneemt. Het is niet vanzelfsprekend om zo naar het leven te kijken.


Op een bepaald moment in de geschiedenis van de mensheid deed de angst voor de dood, voor het einde van het leven haar intrede. Een van de oudste schriftelijke getuigen van deze diep menselijke angst is het Gilgamesj-epos, dat vertelt hoe Gilgamesj naar onsterfelijkheid zoekt. Hij vindt die niet, maar ontdekt wel een vorm van leven die hoger is dan het leven dat ten onder gaat in de dood. In moderne termen zouden we dat zingeving noemen. Rond het begin van de jaartelling was de angst voor de dood in de culturen van Zuid-Europa een belangrijk gegeven, en juist in die tijd kwam het jonge christendom naar Europa en verkondigde een hogere vorm van leven die de dood overwon.


Die overtuiging gaf aan de culturen van de Oudheid, die al in hun nadagen waren, een nieuwe levenskracht. In de eerste christelijke eeuwen kwamen ook de jonge, levenskrachtige germaanse en keltische stammen met het christendom in aanraking. Zij verbonden de opstandingskracht van het christendom met hun eigen geloof in de eeuwige voortgang van het leven. Het samengaan van keltisch-romeinse en byzantijns-germaanse invloeden deed in West-Europa een christendom ontstaan waarin de opstanding als innerlijke kracht beleefd werd, als het voortbestaan van het leven en het overwinnen van de dood. Die opstandingskracht is in de loop van de eeuwen als levende werkelijkheid min of meer verloren gegaan, en zelfs het geloof in de opstanding van Christus is verflauwd.

De lijdenstijd is pas twee weken geleden begonnen, maar voor je het weet is het toch weer Pasen, het feest van de opstanding. De gevlochten en spiralende vormen waarmee Kelten en Germanen het eeuwig doorgaande leven symboliseerden, zien we op de paastafel nog terug als gevlochten broden en spiraalbroodjes. Maar voor ons is hét symbool van het leven dat de dood overwint toch de paashaas die de eieren brengt. De haas wordt met het steeds doorgaande leven geassocieerd om zijn vruchtbaarheid en zijn offerbereidheid: soms neemt een haas de plaats in van een soortgenoot die door jagers of roofdieren achtervolgd wordt.


Toch heeft de haas ook andere kanten. In het middeleeuwse allegorische verhaal Vanden vos Reynaerde komen veel dieren voor. Hun namen zeggen soms iets over hun karakter. De haas in dit verhaal heet Cuwaert. Dit woord zou weleens verwant kunnen zijn met het engelse woord coward of lafaard, maar in het middelnederlands betekent Cuwaert meer zoiets als ‘schuw of angstig van hart’. Die hazeneigenschap vinden we terug in de minder vleiende uitdrukking ‘een angsthaas zijn’. Het komt me voor dat de angsthaas in ons de afgelopen dagen wel erg op de voorgrond is komen te staan.


Het coronavirus maakt ons misschien bang, maar het zou ook de bron van goede krachten in ons kunnen zijn, van solidariteit of hulpbereidheid, die andere hazeneigenschap. Wat zou het mooi zijn als dat de blijvende gevolgen van dit virus kunnen worden. Dat we de angsthaas in onszelf overwinnen en plaats inruimen voor de paashaas.


Bron: Utz Verzendantiquariaat www.utz.nl

21 weergaven0 opmerkingen

Recente blogposts

Alles weergeven

Comments


bottom of page