top of page
Quiasinon

Het gebouw dat mensheid heet met elkaar vorm geven

Dat vrouwen zich over het algemeen minder goed dan mannen in de ruimte kunnen oriënteren, schijnt geen fabeltje te zijn, maar een wetenschappelijk aangetoond feit. Wat natuurlijk niet wil zeggen dat dit dan voor alle vrouwen geldt. Ik ken er genoeg die zich uitstekend in de ruimte kunnen oriënteren. Alleen, ik hoor daar niet bij. Voor mij geldt: alle clichés zijn waar. Als het in de winter al vroeg schemerig is en ik vanwege wegwerkzaamheden op een omleiding stuit, heb ik in mijn eigen stad nog weleens de neiging te denken: waar ben ik eigenlijk? En dat dan te voet, hè. Want op een andere manier verplaats ik me niet eens.

Maar vreemd genoeg geldt dat gebrek aan ruimtelijke oriëntering alleen voor de ruimte buiten. Met binnenruimtes heb ik geen enkel probleem, daar kan ik me wél oriënteren. Wat is dat met vrouwen en gebouwen? Ik kan me moeiteloos huizen herinneren waar ik jaren terug gewoond heb, waar ik vaak geweest ben, of zelfs waar ik maar een paar keer geweest ben. Niet zozeer de inrichting, vooral de indeling en het karakter van de ruimte. Zelf denk ik dat het komt omdat ik ook in psychisch opzicht extreem op mijn eigen binnenruimte gericht ben. De buitenruimte is eng, daar weet ik de weg niet, en als je dan ook nog tot handelen over moet gaan… nee. Het schrijven van iets dat anderen gaan lezen, is voor mij al een hele stap naar buiten.


Het huis, het heilige gebouw, is natuurlijk een oerbeeld voor het menselijk lichaam: Christus noemde zijn lichaam de tempel die hij in drie dagen weer zou opbouwen. Het lichaam waarin je geboren bent, is het huis dat je voor jezelf gebouwd hebt en waarin je besloten hebt te gaan wonen. Als het goed is, is er een wisselwerking tussen het lichaam als huis en de individualiteit die het bewoont. Die wisselwerking is er ook tussen dit ‘huis’ en zijn ‘omgeving’ ‒ omgeving zoals Jules Deelder het formuleerde: ‘De omgeving van de mens is de medemens.’ Mij is altijd de tekening bijgebleven van iemand die na een zware depressie weer ‘bij de mensen’ was en kleurige gebouwen-in-wording tekende. Als je goed keek, zag je dat de kleurige steentjes waaruit die gebouwen leken te zijn opgetrokken, in werkelijkheid kleine mensenfiguurtjes waren. Een ontroerend mooi beeld.


Misschien spreekt het wel voor de gedachte dat de huizen die we bouwen ‒ die van steen, bedoel ik nu ‒ onbewust iets naar buiten brengen van ons levensgevoel, van ons bewustzijn, de manier waarop we met anderen verbonden zijn. In dat opzicht ben ik benieuwd wat we zouden ontdekken als we de bouwstijlen uit allerlei tijden, landstreken en culturen eens vanuit dat gezichtspunt zouden bekijken.


In alle tijden hebben sacrale gebouwen, tempels en kerken een grote rol gespeeld in het gemeenschapsleven. Dat religieuze gemeenschapsleven kreeg grofweg vanaf de 17e eeuw ook een minder uiterlijke vorm, namelijk die van verenigingen en genootschappen als de rozekruisersbroederschap of de vrijmetselarij. Opmerkelijk trouwens dat in beide genootschappen de legende van de tempel van Salomo een rol speelt en dat de vrijmetselarij zelfs in haar naam en rituelen verband legt met middeleeuwse bouworden. Maar waar het in deze genootschappen om gaat zijn de mensen.


De mensen vormen als sociale gemeenschap zelf het bouwwerk. Wordt op die manier het onderscheid tussen binnen en buiten een beetje opgeheven? De leden van dergelijke gemeenschappen streven ernaar hun idealen een vorm te geven in het maatschappelijk leven, om zo iets bij te dragen aan de ontwikkeling van de hele mensheid. Uiteindelijk wordt het gebouw niet door een kleine sociale gemeenschap gevormd, maar door de hele mensheid.


De gedachte dat alle mensen ondanks onderlinge verschillen moeten proberen één geheel te vormen, is niet nieuw. In de 13e eeuw deden in Europa de aanhangers van drie grote religies, jodendom, christendom en islam, pogingen in vrede met elkaar samen te leven. Een paar honderd jaar later voer er echter een enorme schok door christelijk Europa, toen de Turken in 1453 Constantinopel veroverden, het hart van het oosteuropese christendom. Die schok is misschien wel te vergelijken met de schok die wij kregen na de aanslag op de Twin Towers in 2001: het leidde ook toen tot angst en haat richting de islam.


Maar ook in de 15e eeuw waren er mensen die zich bleven inzetten voor een algemene vrede en verdraagzaamheid. Zo vormden de rozenkruisers een belangrijk deel van een spirituele onderstroom die deze menselijke waarden levend hielden. Dit is nog steeds actueel en gelukkig zien we dat in onze tijd deze onderstroom steeds meer aan de oppervlakte komt en dat steeds meer mensen, juist ook van een jonge generatie, zich met hart en ziel inzetten voor een menselijkheid op wereldschaal.


Pas als we erin slagen het gebouw dat mensheid heet met elkaar vorm te geven, kunnen wij er echt in wonen.


Bron: Tineke Croese, Utz Verzendantiquariaat – www.utz.nl



108 weergaven0 opmerkingen

Recente blogposts

Alles weergeven

Commentaires


bottom of page