In september waren we nog een weekje in Duitsland en hadden we het prachtigste nazomerweer ‒ terwijl het in mijn herinnering vanaf half september vaak regenachtig is en ik me dan verheug op oktober: die maand herinner ik me juist als vaak mooi ‒ niet meer zo warm, maar wel zonnig. Echt van dat herfstige weer om boswandelingen te maken en te zien hoe de bladeren aan de bomen en de bessen en bottels aan de struiken hun vuurkleuren krijgen.
Dit jaar lijkt in oktober alle regen te vallen die in de zomer is uitgebleven. Echt van dat herfstige weer om gezellig binnen te blijven. Maar of het nu zonnig is of regenachtig, je ontkomt er niet aan dat de herfst het jaargetij is waarin de natuur stervende is. Regen maakt alles somber en misschien versnelt die ook het proces van sterven en vergaan. Maar hoe mooi en vrolijk de vurige kleuren van de bomen ook zijn, het zijn eigenlijk sterfprocessen die je ziet.
In de kringloop van de seizoenen is Michaël de aartsengel van de herfst. Michaël is ook een van de zeven aartsengelen die de geest van een hele tijdsperiode bepalen. Onze tijd valt in een periode van ruim 350 jaar waarin Michaël zo’n leidende tijdgeest is. In die zin zou je onze tijd een Grote Herfst kunnen noemen. Wat betekent dat? Hoe ziet een Michaëltijdperk eruit? Emil Bock was priester in de Christengemeenschap en vergeleek het huidige Michaëltijdperk met het vorige, dat in de zesde en vijfde eeuw voor Christus viel.
Karen Armstrong, een van oorsprong katholieke theologe, zocht in de geschiedenis naar een tijd die te vergelijken was met de onze en kwam eveneens uit bij de zesde en vijfde eeuw voor Christus. Het was een roerige tijd waarin veel oorlogen werden gevoerd, waarin oude rijken vielen en plaats moesten maken voor nieuwe. Het stormachtige van de herfst is daarin zeker te herkennen: alles werd omgewaaid en moest zijn vergankelijkheid onder ogen zien.
Dat is in onze tijd niet anders, na een eeuw met twee wereldoorlogen en nog steeds aanwezige conflicten en brandhaarden. Maar ik denk dat het stormachtige van onze tijd ook zichtbaar wordt in gebeurtenissen die het leven van individuele mensen kunnen knakken en ontwortelen. Zo heeft een stroom van vluchtelingen zijn hoop op Europa gevestigd. Ze hebben alles verloren wat mensen draagt en veiligheid biedt: hun familie, hun huis, hun werk, hun volk, hun land. Ze zijn thuislozen, volledig teruggeworpen op zichzelf. Uiterlijke veiligheid hebben wij meestal nog wel.
Maar er zijn in onze samenleving genoeg mensen die op een andere manier ook thuislozen zijn, die ook volledig teruggeworpen zijn op zichzelf, die zich om allerlei redenen innerlijk ontheemd of zelfs onveilig voelen in de maatschappij. Al die vormen van thuisloos-zijn kun je niet met elkaar vergelijken, laat staan dat je kunt uitmaken welke vorm erger is dan een andere. Maar ik denk wel dat je kunt zeggen dat dit geen thuis meer hebben en helemaal op jezelf moeten staan, op welke manier dan ook, een kenmerk is voor onze tijd, voor ons tijdperk van Michaël.
In de herfst vergaat en sterft de natuur die ons draagt en ons door het voedsel dat ze schenkt bestaanszekerheid geeft. Maar in het zaad is een kracht samengebald die de natuur later opnieuw tot leven laat komen. In de Grote Herfst komen veel mensen helemaal alleen te staan. Als alles om je heen je loslaat, kun je daaraan kapot gaan, dat is waar. Dat gebeurt dan ook, vaker dan we denken. Waarom moeten mensen dan zulke beproevingen meemaken…? Misschien… kunnen we alleen aan de rand van de afgrond die onsterfelijke kern in ons ontdekken, die opstandingskracht die als de zaadkorrel in de natuur in ons aanwezig is? Maar wat gebeurt er dan als je wèl in de afgrond valt? De dichter Rilke schreef in het gedicht Herfst:
En toch is er die Ene die dit vallen
Oneindig liefdevol in handen houdt.
Dat betekent niet dat we mensen in nood met een gerust hart aan hun lot kunnen overlaten. Ten slotte is er ook nog die uitspraak dat God ‘geen andere handen heeft dan de onze’. Michaël wil ons dichter bij het onsterfelijke in onszelf brengen. In het vorige tijdperk van Michaël ontstond hierdoor het eerste begin van een zelfstandig denken, zoals bij de griekse filosofen.
Boeddha gaf in diezelfde tijd de mensen de leer van liefde en mededogen. Confucius leerde: laat menselijkheid altijd uw maatstaf zijn. Dat blijft in onze tijd onverminderd waar, het klinkt zelfs heel modern. Maar niet als theorie of als leer.
Nu gaat het erom die leer in praktijk te brengen, al is het ‘maar’ in de kleine dingen van elke dag. Die zijn moeilijk al genoeg.
Bron: Utz Verzendantiquariaat
Commenti