Zoals ik vaker heb verteld, heeft mijn vader als jongen in Nederlands-Indië tijdens de oorlog gevangen gezeten. Het was een bizarre tijd op Oost-Java waar hij woonde. Ongeveer 65 scholieren tussen de 14 en 20 jaar werden door de Japanners van subversieve activiteiten beschuldigd, onder wie mijn vader. Daar was niks van waar, maar toch werden enkele jongens ter dood veroordeeld en moesten de anderen jarenlang een straf uitzitten in Fort Willem II in Ambarawa.
Zo ook mijn vader, toen 16 jaar. De gevangenen moesten stof weven van agavevezels. Op een dag had mijn vader daar zo genoeg van, dat hij zich ziekmeldde. Hij simuleerde buikloop. Hij dacht een paar luie vrije dagen in de ziekenboeg door te kunnen brengen, maar al na een paar uur had hij het door: hier moet ik zo snel mogelijk weer wegwezen. In de ziekenboeg lagen natuurlijk échte zieken die echt buikloop hadden, maar er werd helemaal niet voor ze gezorgd.
Er waren totaal geen medicijnen, zelfs geen middeltjes uit de Javaanse volksgeneeskunde, maar het allerergste was dat er ook geen enkele vorm van hygiëne te bespeuren viel. Iedereen lag min of meer in zijn eigen vuil. Als je niet al ziek was, dan werd je het in die ziekenboeg wel. Mijn vader zag dat met zijn ogen dicht en verklaarde zichzelf haastig beter. Hij had intussen wel een klasgenoot van hem gezien in die ziekenboeg: Jopie. En die was echt ziek! Jopie redde het dan ook niet. Hij stierf enkele dagen na de capitulatie van Japan en werd in het moerasgebied rond het Fort begraven. Ik vermoed dat zijn dood mijn vader meer heeft geraakt dan hij zeggen kon.
Mijn vader vertelde mij over zijn oorlogservaringen toen hij stervende was, in 2005. Na zijn dood maakten Nard en ik er het boek Sajoer gendjer eten van. Daardoor kreeg meer dan zestig jaar later het verhaal van Joop een bijzonder vervolg. Een tijdje na het verschijnen van Sajoer gendjer eten werd ik gebeld door een vrouw die mij ontroerd vertelde dat Joop haar eerste vriendje geweest was. Ze waren toen veertien, vijftien jaar oud en ze mocht van haar ouders met hem wandelen of fietsen… Niet lang na de bezetting kwam ze met haar ouders in een Japans kamp. Tijdens de kampjaren dacht ze voortdurend: ik moet overleven, anders zie ik Joop niet terug.
En toen ze na de oorlog terugkwam in Malang op Oost-Java, was Joop dood. Niemand kon haar vertellen hoe hij gestorven was, zelfs zijn eigen moeder wist het niet. Joops vriendinnetje las het pas zestig jaar later in Sajoer gendjer eten. Ze was in 1945 nog maar een meisje van zeventien, natuurlijk ging ze verder met haar leven, maar het was steeds blijven knagen dat ze niet wist hoe voor Joop het einde was gekomen. Ze was dankbaar dat ze het via mijn vader alsnog te weten was gekomen, nu kon ze het eindelijk goed afsluiten.
Ook vertelde Joops vriendinnetje dat zijn moeder zijn dood nooit had kunnen verwerken. Joops ouders waren na de oorlog gescheiden, ze was dus alleen met haar verdriet. Ze kon haar zoon voor zichzelf in leven houden door het contact met haar, zijn vriendinnetje, maar over hem spreken kon ze niet. Ze sprak eigenlijk helemaal erg weinig, zonk weg in buien van peilloos verdriet waarin ze alleen maar verwilderd kon staren. Toen ging Joops meisje trouwen ‒ háár leven ging immers door. Jopie was niet de bruidegom, toch naaide zijn moeder voor haar de bruidsjurk. En misschien was dat te confronterend. Ze kon niet aanvaarden dat Joop niet meer leefde. Niet lang na de bruiloft begon ze te ontkennen dat ze ooit een zoon had gehad en ten slotte belandde ze in een psychiatrische inrichting.
Vrouwenlevens. Een piepjong meisje verliest haar eerste liefde, wordt de bruid van een ander, maar vergeet haar eerste liefde nooit. Een moeder verliest haar zoon zonder ooit te weten onder welke omstandigheden hij gestorven is en waar hij precies begraven ligt. De oudere vrouw moet na een pijnlijke scheiding alles alleen dragen en gaat eraan kapot.
Drie momenten in een vrouwenleven, die je ook kunt terugvinden als drie momenten in het jaar. Net als februari en mei was augustus een maand die ooit gewijd was aan de godin in drie gestalten: het jonge meisje in februari, de moeder in mei en de weduwe in augustus. Het jonge meisje neemt het verlies mee in haar leven dat bijna vanzelfsprekend doorgaat, het jaar is nog jong. Voor de oudere vrouw gaat het leven niet vanzelfsprekend door, er treedt een onherstelbare breuk op. Zo verliep het leven van de moeder van Joop.
Maar in elk verlies kun je ook een kiem van hoop ontdekken en juist dat laat augustus ook zien. Het leven lijkt te eindigen, maar in het graan en de vruchten die hun voltooiing bereiken en geoogst worden en dus sterven, ligt steeds ook het zaad als kiem voor een nieuw begin.
Bron: Tineke Croese Utz Verzendantiquariaat
Comments