In de kleuterklassen van de vrijeschool lopen de kinderen op de eerste dag van de Advent het zogeheten ‘adventstuintje’. Dat tuintje bestaat uit een spiraalvorm van neergelegde dennetakken en coniferengroen. In het midden van die inwikkelende spiraal staat een kaars. Als de kleuters in het schemerige lokaal staan, wat bedremmeld en onder de indruk van de ongewone sfeer, gaat plotseling zachtjes de deur open. Een engel zweeft naar binnen, steekt de kaars aan en zweeft weer naar buiten.
Samen met juffie mogen de kinderen langs de groene spiraal lopen tot bij de kaars. Aan die kaars steken ze hun eigen waxinelichtje aan om dat dan een plekje te geven, ergens tussen het dennegroen. Als alle kinderen aan de beurt zijn geweest, is het lokaal met al die brandende waxinelichtjes feestelijk verlicht. En ligt er op alle gezichtjes een stille, blijde verwondering.
Samen met een paar andere moeders heb ik vroeger jaarfeestencursussen verzorgd op de school van onze kinderen. Om ouders iets mee te geven van de achtergrond van de christelijke feesten, maar vooral om ze de feesten zoals ze op school gevierd worden te laten meebeleven. Ook het adventstuintje. Ik had het zelf ook nooit eerder gelopen, en echt: het was een belevenis waar ook wij allemaal stil van werden.
Die schemerige ruimte, de ijle klank van een klokkenspel dat Stil nu, stil nu speelt, de geur van het dennegroen, het lopen van de inwaartse spiraal op weg naar het licht in het midden en het zoeken van een plek voor je eigen licht als je langs de spiraal weer naar buiten loopt… Het brengt je in aanraking met ‘iets’ diep in jezelf en dat ‘iets’, die innigheid neemt in je handen de vorm aan van een lichtbronnetje. Je houdt dat lichtbronnetje niet voor jezelf, maar zet het langs de weg zodat het samen met al die andere lichtbronnetjes van iedereen de grote ruimte verlicht.
De inwikkelende en weer uitwikkelende spiraal zijn symbolisch voor de twee helften van het jaar. Na de zomerzonnewende daalt de zon, en wordt een spiraal die naar het middelpunt toegaat. Na de winterzonnewende stijgt de zon en wordt hij een spiraal die vanuit een middelpunt groeit. Het middelpunt wordt gevormd door de Twaalf Heilige Nachten tussen Kerstmis en Driekoningen. Die dubbele spiraal staat echter ook voor verleden en toekomst.
In de adventstijd lopen we niet alleen het laatste stukje van het jaar, maar ook het verleden van de mensheid, vanaf het paradijs en de zondeval naar de geboorte van het kerstkind in Bethlehem. Tussen Driekoningen op 6 januari en Maria Lichtmis op 2 februari lopen we niet alleen het eerste stukje van het jaar, maar gaan we ook op weg naar een toekomst waarin mensen zich om elkaar bekommeren. Dat zien we terug in de Legende van de vierde koning. In dat verhaal gaan drie koningen op weg naar Bethlehem en vinden het Christuskindje.
De vierde koning gaat ook op weg, maar raakt achterop omdat hij steeds mensen tegenkomt die zijn hulp nodig hebben. Zo komt hij te laat in Bethlehem. Hij houdt niet op Christus te zoeken en beseft pas veel later dat hij Christus gevonden heeft in alle mensen in nood voor wie hij mededogen voelt.
De engelse Christmas Carol Good King Wenceslas vertelt een andere legende.
Die legende sluit niet aan bij Driekoningen, aan het einde van de Heilige Nachten, maar speelt aan het begin van de Heilige Nachten, namelijk op de feestdag van Sint Stefanus, dat is de dag na Kerstmis, 26 december. De heilige koning Wenceslas gaat met zijn page op weg naar een arme boer om hem een rijkelijk kerstmaal te bezorgen. De page dreigt te bezwijken in de bittere vrieskoud. Hij klaagt: en de koning antwoordt
‘Sire, the night is darker now,
And the wind blows stronger.
Fails my heart, I know not how,
I can go no longer.’
‘Mark my footsteps, my good page,
Tread thou in them boldly:
Thou shalt find the winter’s rage,
Freeze thy blood less coldly.’
En dan?
In his master’s steps he trod,
Where the snow lay dinted.
Heath came from the very sod,
That the saint had printed.
De page voelt de barmhartige liefde van de heilige koning als warmte die opstijgt uit diens voetstappen in de sneeuw. Aan het begin van de Heilige Nachten zien we in dit lied de kleine, zwakke page die we allemaal zijn. Hij volgt dapper de heilige koning die we allemaal kunnen worden. De tijd tussen Kerstmis en Driekoningen is de tijd om naar binnen te gaan, om tot onszelf in te keren om in ons innerlijk het licht en de warmte te vinden. Daarmee kunnen we naar buiten gaan om de winterse kou voor iedereen wat warmer en lichter maken. Dat laatste doen ook de kerstzangers die met deze Christmas Carol zingend langs de huizen gingen, mar wel in de hoop op een gulle gift. In hun eigen belang laten ze ons fijntjes weten dat we daar dan zelf ook beter van zullen worden:
Therfore, Christian men, be sure,
Wealth or rank possessing,
Ye who now will bless the poor,
Shall yourselves find blessing.
We willen graag de page zijn die zijn heer volgt en soms zijn we hem misschien ook wel. Maar vaker zijn we de kerstzangers die met hun lied iets geven, maar er ook iets voor terug verwachten. Belangeloos schenken? Een heilige koning worden? Dat is nog knap moeilijk. En toch is dat de toekomst. Daarheen leidt de ster.
Bron: Utz Verzendantiquariaat
Volg Tribute op Facebook voor het laatste nieuws en blijf up to date met wat er ECHT aan de gang is in de wereld! Steun de vrijheidsbeweging, jouw toekomst en die van je geliefden. Deel dit bericht op social media en in je eigen netwerk. DOEN!
Comments